Dit verhaal was mijn inzending voor de wedstrijd 'Schrijf je (Java)straat'.
We woonden in de Tweede
Oosterparkstraat en voor ons, Hommie,
Eric, Duck en mij, was de Dappermarkt
ongeveer de grens van Oost. Ik had een vaag idee dat er in de Javastraat veel
Indo’s woonden, en dat geeft wel aan dat de Indische Buurt in mijn leven geen
enkele rol speelde: ik had de link met Java nooit bewust gelegd. Maar dat
veranderde toen Lieneke in mijn leven kwam. Ik kende haar van de studie, we
konden het goed met elkaar vinden en we zoenden op onregelmatige basis. Tegen
de jongens deed ik er altijd nonchalant over, maar zo was het niet. Als enige
in huis was ik nog maagd. Ik was negentien en ik vond dat het er met Lieneke
maar eens van moest komen. Sterker nog, in mijn gefrustreerde jongensbrein had
zich de overtuiging vastgehecht dat ik als maagd zou sterven wanneer het niet
zou gebeuren met Lieneke.
En toen vroeg ze me na college of ik haar
de volgende avond wou helpen om een kast naar boven te sjouwen. Luchtig stemde
ik toe, maar inwendig juichte ik. Ik zou
voor het eerst op haar kamer zijn en dan nog wel ‘s avonds! Mijn aanvankelijke twijfels over de aard van
het verzoek werden door de jongens vakkundig weggevaagd. Dit was natuurlijk een
nauwelijks verkapte uitnodiging tot seks. Ik had het maar mooi voor elkaar! En
dus sloop ik die avond het huis uit om bij de automaat om de hoek zes condooms
te trekken. Twee gebruikte ik om te oefenen
en de rest stopte ik in mijn binnenzak voor de volgende dag. Ik schatte
in dat dat voldoende moest zijn.
Na een dag van angstige spanning stapte ik
de volgende avond, voorzien van goede raadgevingen en praktische tips, op mijn
fiets richting Indische Buurt. Toen ik
de spoorlijn passeerde leek het alsof ik ineens in een andere stad was. De Indo’s waren ver te zoeken, maar wel zag ik
dichtgetimmerde huizen, hardcore krakers, of in ieder geval mensen die er zo
uitzagen, en junks, meer dan ik gewend was uit de Oosterparkbuurt. Die
atmosfeer, gecombineerd met de explosieve combinatie van verwachting en doodsangst
voor wat komen ging, bracht me in een
zinderende stemming, een gevoel dat ik nog steeds zo kan oproepen.
Hoe dichter ik bij het huis kwam, hoe
stiller en donkerder het werd. Nu was het bijna zover. Terwijl ik mijn fiets op
slot zette, nam de almaar toenemende opwinding fysieke vormen aan en ik kreeg
een idee dat me op dat moment als briljant voorkwam. Ik ging dicht tegen de
gevel staan, maakte mijn broek los en rolde het condoom af. Dat kon ik maar
beter achter de rug hebben. Vol
spanning, maar niet ontevreden over mezelf belde ik aan.
Al op de trap naar de vierde verdieping
wist ik dat er iets niet goed zat: ik hoorde stemmen. En toen ik het kleine zolderkamertje inliep (Lieneke
had mijn poging tot begroetingszoen behendig ontweken), zag ik op de oranje
bedbank, de plek waar het moest gebeuren, een middelbaar stel zitten, waarvan
ik, naar later bleek terecht, aannam dat het de ouders van Lieneke waren. In de bijgeschoven bureaustoel zat een puisterige
jongen van een jaar of zestien die zich voorstelde als Jouke, de broer van
Lieneke.
‘Zo, en daar is de sterke man’, zei de
vader op enigszins spottende toon en ik was me pijnlijk bewust van mijn niet
bepaald gespierde voorkomen. Al snel
bleek dat de ouders van Lieneke naar Amsterdam waren gekomen om een kast uit
haar oude tienerkamer te brengen. Pa had problemen met zijn rug en dus was ik opgetrommeld om de broer te
helpen. Terwijl de hele toedracht me uit
de doeken werd gedaan voelde ik hoe mijn lichaam het condoom binnen een paar
seconden afstootte.
Lieneke was bezig met koffie, dus we zouden
hier nog een tijdje moeten zitten en ineens herinnerde ik me de rubberachtige
geur van het condoom. Of was het zo dat de geur nu, gedragen door het uit
iedere porie komende zweet, op ditzelfde
moment mijn neusgaten binnendrong? Vrij
bruusk stond ik op en zocht mijn toevlucht tot het toilet. Met een zucht van
opluchting en toch ook iets van spijt liet ik het condoom in de wc-pot vallen.
Ik wachtte tien tellen en trok door.
Blij dat ik in ieder geval deze horde
genomen had, knoopte ik na
terugkeer in het kamertje een krampachtig gesprek aan met de visite. Die krampachtigheid werd nog sterker
toen Lieneke en haar moeder in de keukenhoek de kopjes gingen afwassen en Jouke
zich op zijn beurt terugtrok op het toilet. Zwijgend zaten Lieneke’s vader en
ik tegenover elkaar. Ik was dolblij toen
Jouke na een tijdje weer terugkwam, maar mijn opluchting werd direct de bodem
ingeslagen.
‘Lien, er ligt een condoom in de wc.’
Lieneke kwam met een gezicht vol onbegrip
de kamer binnen, maar na een korte innerlijke reconstructie ging haar blik mijn
kant uit. Álle blikken gingen mijn kant uit.
‘Wat gek, ik heb niets gezien’, probeerde
ik nog, en ik realiseerde me ten volste hoe onwaarschijnlijk dat klonk, maar tot op de dag van vandaag weet ik niet
wat ik anders had moeten zeggen.
Lieneke probeerde de situatie nog enigszins
te redden door, alsof er niets voorgevallen was, voor te stellen om de kast nu maar naar boven
te tillen. Dat deden we, zwijgend. Zodra
de kast stond, maakte ik me met wat binnensmonds gebrabbel uit de voeten. Weer reed ik die godsgruwelijk lange
Javastraat door, maar dit keer had ik geen oog voor de omgeving.
Hoe komt het dat je de grootste blunders
met een vrolijk schouderophalen achter je kunt laten terwijl een onbenullig
voorval jaren later nog steeds tot kramp in de maag leidt? De Javastraat mag in
de loop der jaren enorm zijn opgeknapt, en ik feliciteer de bewoners ermee, maar nadat die darm van bijna een
kilometer me eindelijk naar buiten had
gewerkt, heeft het nog jaren geduurd voor ik er, inmiddels ontmaagd (dat wel),
terugkeerde.