maandag, maart 30, 2015

Een lichte rubbergeur



Dit verhaal was mijn inzending voor de wedstrijd 'Schrijf je (Java)straat'.


We woonden in de Tweede Oosterparkstraat  en voor ons, Hommie, Eric, Duck en mij, was de Dappermarkt ongeveer de grens van Oost. Ik had een vaag idee dat er in de Javastraat veel Indo’s woonden, en dat geeft wel aan dat de Indische Buurt in mijn leven geen enkele rol speelde: ik had de link met Java nooit bewust gelegd. Maar dat veranderde toen Lieneke in mijn leven kwam. Ik kende haar van de studie, we konden het goed met elkaar vinden en we zoenden op onregelmatige basis. Tegen de jongens deed ik er altijd nonchalant over, maar zo was het niet. Als enige in huis was ik nog maagd. Ik was negentien en ik vond dat het er met Lieneke maar eens van moest komen. Sterker nog, in mijn gefrustreerde jongensbrein had zich de overtuiging vastgehecht dat ik als maagd zou sterven wanneer het niet zou gebeuren met Lieneke.

En toen vroeg ze me na college of ik haar de volgende avond wou helpen om een kast naar boven te sjouwen. Luchtig stemde ik toe, maar inwendig  juichte ik. Ik zou voor het eerst op haar kamer zijn en dan nog wel ‘s avonds!  Mijn aanvankelijke twijfels over de aard van het verzoek werden door de jongens vakkundig weggevaagd. Dit was natuurlijk een nauwelijks verkapte uitnodiging tot seks. Ik had het maar mooi voor elkaar! En dus sloop ik die avond het huis uit om bij de automaat om de hoek zes condooms te trekken. Twee gebruikte ik om te oefenen  en de rest stopte ik in mijn binnenzak voor de volgende dag. Ik schatte in dat dat voldoende moest zijn.
Na een dag van angstige spanning stapte ik de volgende avond, voorzien van goede raadgevingen en praktische tips, op mijn fiets richting Indische Buurt.  Toen ik de spoorlijn passeerde leek het alsof ik ineens in een andere stad was.  De Indo’s waren ver te zoeken, maar wel zag ik dichtgetimmerde huizen, hardcore krakers, of in ieder geval mensen die er zo uitzagen, en junks, meer dan ik gewend was uit de Oosterparkbuurt.   Die atmosfeer, gecombineerd met de explosieve combinatie van verwachting en doodsangst voor wat komen ging,  bracht me in een zinderende stemming, een gevoel dat ik nog steeds zo kan oproepen.
Hoe dichter ik bij het huis kwam, hoe stiller en donkerder het werd. Nu was het bijna zover. Terwijl ik mijn fiets op slot zette, nam de almaar toenemende opwinding fysieke vormen aan en ik kreeg een idee dat me op dat moment als briljant voorkwam. Ik ging dicht tegen de gevel staan, maakte mijn broek los en rolde het condoom af. Dat kon ik maar beter achter de rug hebben.  Vol spanning, maar niet ontevreden over mezelf belde ik aan.

Al op de trap naar de vierde verdieping wist ik dat er iets niet goed zat: ik hoorde stemmen.  En toen ik het kleine zolderkamertje inliep (Lieneke had mijn poging tot begroetingszoen behendig ontweken), zag ik op de oranje bedbank, de plek waar het moest gebeuren, een middelbaar stel zitten, waarvan ik, naar later bleek terecht, aannam dat het de ouders van Lieneke waren.  In de bijgeschoven bureaustoel zat een puisterige jongen van een jaar of zestien die zich voorstelde als Jouke, de broer van Lieneke.
‘Zo, en daar is de sterke man’, zei de vader op enigszins spottende toon en ik was me pijnlijk bewust van mijn niet bepaald gespierde voorkomen.  Al snel bleek dat de ouders van Lieneke naar Amsterdam waren gekomen om een kast uit haar oude tienerkamer te brengen. Pa had problemen met zijn rug  en dus was ik opgetrommeld om de broer te helpen.  Terwijl de hele toedracht me uit de doeken werd gedaan voelde ik hoe mijn lichaam het condoom binnen een paar seconden afstootte.
Lieneke was bezig met koffie, dus we zouden hier nog een tijdje moeten zitten en ineens herinnerde ik me de rubberachtige geur van het condoom. Of was het zo dat de geur nu, gedragen door het uit iedere porie komende zweet,  op ditzelfde moment mijn neusgaten binnendrong?  Vrij bruusk stond ik op en zocht mijn toevlucht tot het toilet. Met een zucht van opluchting en toch ook iets van spijt liet ik het condoom in de wc-pot vallen. Ik wachtte tien tellen en trok door.
Blij dat ik in ieder geval deze horde genomen had, knoopte ik  na terugkeer  in het kamertje  een krampachtig gesprek aan met de  visite. Die krampachtigheid werd nog sterker toen Lieneke en haar moeder in de keukenhoek de kopjes gingen afwassen en Jouke zich op zijn beurt terugtrok op het toilet. Zwijgend zaten Lieneke’s vader en ik tegenover elkaar.  Ik was dolblij toen Jouke na een tijdje weer terugkwam, maar mijn opluchting werd direct de bodem ingeslagen.
‘Lien, er ligt een condoom in de wc.’
Lieneke kwam met een gezicht vol onbegrip de kamer binnen, maar na een korte innerlijke reconstructie ging haar blik mijn kant uit. Álle blikken gingen mijn kant uit.
‘Wat gek, ik heb niets gezien’, probeerde ik nog, en ik realiseerde me ten volste hoe onwaarschijnlijk dat klonk,  maar tot op de dag van vandaag weet ik niet wat ik anders had moeten zeggen.
Lieneke probeerde de situatie nog enigszins te redden door, alsof er niets voorgevallen was,  voor te stellen om de kast nu maar naar boven te tillen. Dat deden we, zwijgend.  Zodra de kast stond, maakte ik me met wat binnensmonds gebrabbel uit de voeten.  Weer reed ik die godsgruwelijk lange Javastraat door, maar dit keer had ik geen oog voor de omgeving.  

Hoe komt het dat je de grootste blunders met een vrolijk schouderophalen achter je kunt laten terwijl een onbenullig voorval jaren later nog steeds tot kramp in de maag leidt? De Javastraat mag in de loop der jaren enorm zijn opgeknapt, en ik feliciteer de bewoners ermee,  maar nadat die darm van bijna een kilometer  me eindelijk naar buiten had gewerkt, heeft het nog jaren geduurd voor ik er, inmiddels ontmaagd (dat wel), terugkeerde.

Geen opmerkingen: